vrijdag 25 maart 2022

Pieter Gaudesaboos schittert met een 'moderne klassieker'

Gisteren, 24 maart 2022 werden in Oostende de allereerste Boonprijzen uitgereikt.

De Boon staat voor een nieuwe Vlaamse literatuurprijs, een jaarlijkse bekroning van het beste, oorspronkelijk in het Nederlands geschreven boek, in twee categorieën: één voor fictie en non-fictie en één voor kinder- en jeugdliteratuur.

In de categorie kinder- en jeugdliteratuur sloeg de Vlaamse Peter Gaudesaboos een dubbelslag met het prentenboek Een zee van liefde.

Pinguïn steekt de oceaan over met een groot geheim: Hij is verliefd op Beer.  Maar kan dit wel?  Kun je verliefd worden op iemand die helemaal anders is?

Het ontroerende prentenboek toont hoe divers liefde kan zijn.  Strakke, sprekende beelden vol poëzie wisselen met heldere, warme woorden. Een mooi opgebouwde, gelaagde ontdekkingstocht voor jong en oud.

In zijn dankwoord is Pieter Gaudesaboos duidelijk: ‘Laten onze kinderen opvoeden met mooie verhalen; verhalen waarin verhalen en diversiteit de norm is (…).

Een zee van liefde kreeg zowel de prijs van de vakjury als de publieksprijs.

De jury noemde het prentenboek, een ‘moderne klassieker’.

In de categorie fictie, non-fictie sloeg ook de Nederlandse Marieke Lucas Rijneveld een dubbelslag met Mijn lieve gunsteling.

Aan beide auteurs: een welgemeend proficiat! 

© Jet Marchau

De Boon-thuissite
De eerste Boon gaat naar de favorieten: Marieke Lucas Rijneveld en Pieter Gaudesaboos (Artikel De Standaard)
Marieke Lucas Rijneveld
Pieter Gaudesaboos

 


 



 


maandag 14 maart 2022

Oerhert, nieuwe dichtbundel van Astrid Haerens

Astrid Haerens (in 1989 geboren in Kortrijk) stelt op zondag 3 april 2022 in Passa Porta in Brussel 'Oerhert' voor, haar nieuwe dichtbundel. De film over de Westhoek die ze samen met Leonardo van Dijl maakte in het kader van 'Iedereen Dichter' wordt op zaterdag 19 maart 2022 doorlopend getoond tijdens het Memento Woordfestival in Kortrijk. Op het festival zal ze op die dag van 15u30 tot 16u ook enkele gedichten uit Oerhert lezen.  Later stelt ze haar nieuwe bundel ook nog 's voor in Oostende op Kaap op zondagvoormiddag 24 april 2022. Over onder meer haar nieuwe boek zei ze begin dit jaar mooie dingen op de Bruzz-site: "Schrijven is een daad van hoop".
En zo is het maar net!
Meer info:
Astrid Haerens bij Atlas-Contact 
Voorstelling in Passa Porta 
Kaap Oostende




vrijdag 11 maart 2022

Een opmerkelijk stukje maritieme literatuur

Stefaan Pennynck over De wetten van de makrelen van Ingrid Knipfer

"Een kennismaking met het werk van de Oostendse auteur Ingrid Knipfer"

Ingrid Knipfer werd geboren in Wiesbaden en woont al jaren in Oostende. Zij groeide op tussen Brussel en Gent. Eerst schreef ze poëzie: "zo'n mooi gedicht" zei Louis Paul Boon; "het mirakeltalent Inge" wist Hugo Claus. De gedichten werden gepubliceerd in literaire tijdschriften. Later volgden ook theaterteksten. In 2012 begon ze romans te schrijven (Krieg (2012/3e druk 2021), De wetten van de makrelen (2013), Kanaries zijn geen echte vogels (2014), Zo verdomd gelukkig (2016), De nieuwe schoenen van Markus (2021).

Ingrid Knipfer schrijft psychologische romans. In een heldere stijl en taal worden problematieken zoals  de traumatische verwerking van de oorlog op een kind, de gevolgen van incestueus seksueel misbruik
van een kind, de greep van de opvoeding op de latere volwassenheid en de zoektocht naar de eigen identiteit compositorisch en verhaaltechnisch knap uit gewerkt.  In ‘De wetten van de makrelen’ (2013) wordt, naast het psychologische, ook het maatschappelijk probleem van het respectvol omgaan met de natuur (en onze voeding) verwerkt in een roman die expressionistisch van aard is.
Ik heb mijn schoenen uitgeschopt, sta op blote voeten. De zee is hier stil. De zee is vervelend. Elke dag van elke week ligt ze te kabbelen. De zee wil eeuwig jong blijven en verstopt haar rimpels. Ze gaat nog platter liggen als de wind voorbij komt. Ze praat niet met de storm en bij onweer wordt ze zwart. Ik haat deze zee. Aan de andere kant van dit smalle stuk land woelt de zee, ze bruist er als champagne en danst met de wind, gromt met het onweer. Ik woon aan de verkeerde kant van de landengte.’

Aldus Emma in de openingsalinea van de roman De wetten van de makrelen van Ingrid Knipfer, een wrang-komische familieroman die de lezer meeneemt naar een landtong tussen "de stille en de wilde zee", de Noordzee en de Baltische Zee. De roman schetst hoe een familie uit een dorp aan een West-Europees strand in twee decennia (1990 - 2010) verbrokkelt en uitsterft. De zee blijft.

De dwerg Emma groeit met haar drie zussen op aan de ‘stille’ zeekant’ van een landtong. Aan de andere kant is er de ‘woelige’ zee. De dochters van een hoofdonderwijzer en zijn vrouw zijn van groot naar klein geboren. Elisabeth is de grootste en de mooiste, werd ‘prinses’ genoemd en gaat voor niet minder dan een rijke man of iemand van adel. Haar jongere zus, Louise heeft een dienend karakter en is zowat de steun en toeverlaat voor Elisabeth om haar doel te bereiken. Mathilde is nog iets kleiner en allesbehalve mooi. Zij wordt naar een verpleegstersschool gestuurd, met de bedoeling later voor haar jongste zus te zorgen. Elisabeth en Louise gaan naar de universiteit, waar Elisabeth een heel rijke graaf weet te verleiden en te trouwen. De beste vriend van de graaf is ziekelijk en wordt langzaam aan blind, maar heeft de liefde van Louise. Ook zij trouwen. Zij krijgen een toelage van de graaf en kunnen een appartement van de graaf betrekken aan de woelige zee.

Emma maakt dagelijks een strandwandeling. Zij wordt door haar vader voorgesteld aan de ‘bankman’, maar Emma wil daar niets van weten. Op het strand is er een vissershuisje waar verse, gerookte makreel verkocht wordt. Door een brand verdwijnt het huisje en Emma vreest dat er geen huisje meer zal komen, gezien de bouwplannen voor een hotel. Op een dag leert zij de strandman kennen, een man met een valse arm, een dood oog en een masker op. Hij vertelt haar van de wetten van de makrelen. Tegenover de makrelen onder cellofaan die dode ogen hebben en waarvan het vel niet meer blinkt, zijn er de verse makrelen, waarvan het vel als een regenboog is, waarin je je kan spiegelen. ‘Als mensen daar geen respect meer voor hebben, voor de dieren die ze eten, voor het eten waarmee ze zich voeden, dan zal er geen eten meer zijn, en zonder eten begint een volk te morren en te vechten.’ (p.79)

Emma wil de wetten van de makrelen herstellen en begint te dromen over haar eigen vissershuisje met gerookte makrelen op de plaats van het vorige. Telkens zij op het strand komt, bakent zij het vierkant af. Zij droomt er van de mensen weer gelukkig te maken. ‘Vandaag is de zee nog grijzer dan anders, de zee is in zichzelf teruggetrokken en de mensen werken niet. Mijn handen zijn blauw van de kou en ik stop ze in mijn zakken. Ik ga op een muurtje bij mijn huis zitten en zie hoe gelukkig de mensen zijn die een verse makreel kopen en hem warm opeten terwijl ze met een handdoek of een zakdoek hun kin deppen. Ze krijgen allemaal, zonder uitzondering, lichtjes in hun ogen  en zien sterren aan de hemel, die ze vroeger niet zagen, sterren bij heldere hemel. Het geeft me een warm gevoel gelukkig te worden door de mensen terug te geven wat ze ooit hadden en niet wisten dat ze het met de tijd verloren hadden.’ (p.160)

De zussen leven hun eigen leven en komen nog slechts sporadisch naar het ouderlijk huis. Verpleegster Mathilde is getrouwd met een dokter/chirurg. Nadat zij samen een privépraktijk opgestart hebben, blijft Mathilde meer thuis en vertoont psychopathisch gedrag. Elisabeth en de graaf leiden elk hun eigen luxe- en schandaalleven. De graaf is betrokken bij de bouw van het hotel aan het strand en schenkt Emma haar vissershuisje. Wanneer de vader overleden is, komt de ‘bankman’ weer tevoorschijn. Hij trekt in bij Emma en haar moeder en belooft Emma met haar het vissershuisje met de gerookte makrelen uit te baten. Wanneer de verkoop start, voelt Emma zich steeds meer moe, tot haar hart het begeeft. ‘Haar hart is veel te groot, haar longen te klein.’, stelt schoonbroer dokter vast. ‘Ik ben erg blij met mijn  te groot hart; alles is te klein aan me, maar ik heb een groot hart.’, denkt Emma, terwijl zij sterft met het gevoel in het water te liggen en te zwemmen als een vis.

De wetten van de makrelen is een maritieme roman. Het verhaal speelt zich af op de landtong tussen de Noordzee en de Baltische Zee, er is het huis aan de zee en de wandelingen aan het strand, het vissershuisje en de bouwplannen voor het thalassahotel. De roman is doorspekt met zeebeschrijvingen en de zee wordt aangewend om gevoelens/gedachten van het personage weer te geven. Het maritieme weerspiegelt zich in de taal en stijl. De zee en elementen van de zee worden metaforisch aangewend. Doorheen gans de roman komen de makrelen aan bod, hetzij als voedsel, hetzij als symbool voor het al of niet respect hebben van de mens voor de natuur.  De personages worden scherp getekend aan de hand van enkele fysieke en/of karaktereigenschappen.  Sommige personages krijgen zelfs geen naam, zijn enkel hun begrip: chef, de bankman, de strandman.  De wetten van de makrelen omvat extreme tot groteske scènes en is in zijn geheel een wrang-komische familietragedie. Dit met een duidelijke ecologische boodschap, wat zich ook weerspiegelt op het omslag: een detail van het beeld Back to the sea van Roland Devolder, een man die een vis terug brengt naar zee.


© Stefaan Pennynck

Ingrid Knipfer - De wetten van de makrelen -Brave New Books/Singel uitgevers



 

dinsdag 1 maart 2022

Betwistbare moederliefde

Recensie Jet Marchau over 'De huisvriend' van Heleen Debruyne

Met enige nieuwsgierigheid ontleende ik De Huisvriend van Heleen Debruyne. Opgegroeid in Roeselare, bekend van radio Klara, auteur van De Plantrekkers (2016) en Vuile lakens (podcast met

Anais Van Ertvelde, in boekvorm 2017), en kleindochter van de in West- Vlaanderen gekende heemkundige en auteur Michiel Debruyne (Roeselare 1927- 2009).

Mijn nieuwsgierigheid ging vlug over in interesse. Samen met Heleen switchte ik via haar grootouders en vader tussen de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw en ‘haar’ eenentwintigste eeuw: tussen het langzame loskomen van het patriarchaat, de nog voorzichtige seksuele en ethische revolutie, het opkomend feminisme en de vanzelfsprekende verworvenheden waarin Heleen opgroeide. Geconcentreerd binnen het Roeselaarse burgerlijke, ‘benepen’ milieu.

Het verhaal:

Bij het uitruimen van het grootouderlijk huis stoten Heleen en haar vriend op de urne van haar grootmoeder, al 3 jaar achtergelaten in een tuinhuisje: ‘Volgens mijn moeder staat ze daar als straf’. Waarom als straf? En wat heeft de huisvriend daar mee te maken?

Gepuzzeld door raadsels focust Heleen Debruyne in drie delen op het leven van haar grootouders. Deel 1 brengt grootmoeder Trees in het vizier: een egocentrische vrouw, die het leven naar haar hand zette. Zonder scrupules ‘leende’ zij haar zoon Koen (fictieve naam voor Heleens vader) uit aan een steenrijke, excentrieke , ‘huisvriend’, als wisselgeld voor een luxueus leven. Albert, of Bertie, een ‘pedofiel’ zoals haar vader later toegaf. De zwangere Heleen wil weten waarom. Ze graaft in de relatie moeder-kind van haar koele grootmoeder, deels uit schrik voor het nakende moederschap: ‘Voor ik zelf een kind krijg moet ik haar begrijpen. Ergens in haar leven schuilt een les over het moederschap.’

Mijn interesse is ook, en vooral, gewekt door de reflecties van Heleen Debruyne op de tijdsgeest (‘homoseksualiteit, pedofilie, mensen waren daar nog niet zo mee bezig..’) en het terugplooien op haar persoonlijke groei. De historica onderbouwt haar bevindingen met verwijzingen naar moraalfilosofen- onder meer naar Etienne Vermeersch-, en haar eigen bewustmakende lectuur, zoals De tweede sekse van Simonne De Beauvoir. Ze ontwikkelt nieuwe ideeën over het huwelijk van haar grootouders.

Mijn blijvende interesse neigt in deel 2 naar schroom. Heleen ontdekte bij het opruimen ook de dagboeken van haar grootvader, Michiel Debruyne. Ze publiceert zijn notities ongezuiverd, wellicht gedeeltelijk. Of ze hier niet over de grens gaat, vraagt zij zich - en vraag ik mij- af. Hoewel: ‘wie dagboeken bijhoudt, hoopt uiteindelijk toch gelezen en bewonderd te worden.’

Uit de dagboekfragmenten verschijnt de grootvader als een ‘eeuwig weifelende’ man, ‘een verlegen type met een rechtendiploma en melancholische neigingen’. In zijn secuur bijgehouden aantekeningen passeren naast de Roeselaarse ‘notabelen’, een vrijgevochten en een rijke tante, een op hem verliefde pianolerares de revue. Daarnaast lezen we over zijn opzoekingen en artikels, zijn lezingen, waar vooral zijn vrouw furore maakte. Maar vooral ook over de uitstapjes, diners en feesten met Bertie. Uit alles blijkt zijn eigen naïviteit, of het niet willen weten wat er met zijn zoontje Koen gebeurde. ‘Het was verkeerd wat hij deed, maar het was geen slecht mens, oppert Heleens vader Koen later. En hij heeft me ook veel geleerd, over muziek, en kunst, over hoe te leven. Onzin, blaast zijn vrouw. Hij was een eng, manipulatief mannetje. Zijn geaardheid kan hij niet verhelpen, maar ‘wat je ermee doet, dat is nog wat anders’. En van een tante klinkt het: ‘hij zou een goede bisschop geweest zijn’. Haar laconieke, spottende toon vinden we ook bij Heleen Debruyne terug. Het maakt het biografische verhaal verteerbaar.

Interessant in het dagboek zijn de fragmenten waarin grootvader Michiel zich bezint en zijn persoonlijk gedrag toetst aan over de veranderende tijdsgeest in de jaren 60 en 70. Ook dit wordt opnieuw gekaderd door de kleindochter-historica, waardoor mijn schroom bij het lezen oplost in herkenning: de seksuele revolutie, de revolutionaire veranderingen in de kerk na het 2eVaticaans Concilie en de verstrakking opnieuw onder paus Paulus VI en de daarmee gepaard gaande bewustwording.

In deel 3 wordt de round up van de normbeleving/-vervaging van de drie generaties gemaakt. Heleen vindt nog een stapeltje liefdesbrieven, maar legt ze terzijde. Het is genoeg geweest. Ze focust vooral op haar nakende moederschap en op haar eigen generatie. Voor hun frustraties en onzekerheden, nog een taboe voor de vorige generaties, zoeken haar vriendinnen nu openlijk hun heil bij therapeuten.

In dit onderbouwde verhaal ontrafelde Heleen Debruyne op onderhoudende, enigszins journalistieke toon een familiegeheim en benaderde ze de ware betekenis van ‘moederliefde’. Hoopt ze toch. Een biografie zou ik het verhaal het niet noemen, daarvoor ontbreken nog wat elementen. Maar ik breng het boek terug naar de bib. en haast me naar de boekhandel. Op mijn boekenrek krijgt het een vaste plaats- als een eigen behapbare round up, gezien door eenentwintig-eeuwse ogen, naast vrouwelijke, bewustmakende auteurs uit die ‘eerste’ generatie en ‘tweede’ generatie.

In boekenvriendschap, Jet

 
Heleen Debruyne: De huisvriend. De Bezige Bij; 208 pagina’s; € 21,99

Website Heleen Debruyne