zondag 6 juni 2021

Graven in een schatkamer

Jet Marchau over 'Brugge beschreven'.

Op 3 februari 2021 stierf mijn broer, Marcel Marchau. Grasduinend in zijn uitgebreide bibliotheek herken ik weer zijn brede interesse, wetenschappelijk werk- vanuit zijn leven als neuroloog, naslagwerken over dier- en plantkunde, historische, kunsthistorische en vooral heemkundige werken en tijdschriften, waar hij ook wel eens in publiceerde. Oudere literatuur en verzamelingen, bijv. de nagenoeg volledige reeks Vlaamse Filmpjes, dankbaar gebruikt in mijn artikel over West- Vlaamse auteurs en de Groote Oorlog, Jaarwerk MMXV, p.22-42. En ook een verzameling Brugge- literatuur uit een tijd- hij had tien jaar voorsprong- waarin ik nog te druk bezig was met mijn eigen leven en bibliotheek uit te bouwen.

Eén lijvig werk trekt meteen mijn aandacht: Brugge beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt. Auteur: Fernand Bonneure, onze ere-voorzitter van de VWS. Onder de wikkel komt een mooie linnen band te voorschijn, met een opgedrukte goudstempel. Een uitgave van Elsevier uit 1984. Toen ‘bestond er nog geen boek met een overzicht van de literatuur die Brugge heeft opgeleverd of een onderzoek naar de betekenis van Brugge voor de letterkunde in alle tijden en in vele talen’ stelt Fernand Bonneure in het voorwoord, en hij schrijft ze dus zelf, of hij brengt in ieder geval ‘bouwstenen’ aan, zoals hij in alle bescheidenheid zegt. Maar wat een weelde aan bouwstenen!

Teksten en poëzie van binnen- en buitenlandse auteurs, binnen in de zeven hoofdstukken chronologisch onder thema gerangschikt. Lovende, juichende gedichten of kritische teksten, middeleeuwse en jongere auteurs tot 1984- genoeg voor urenlang snuisteren en leesplezier. Ik lees een gedicht van Wordsworth ‘Bruges. The Spirit of Antiquity- enschrined/In sumptuous buildings, vocal in sweet song,(…) A nobler peace than that in deserts found!, Een ode van Marcus Cumberledge en Owen Davis aan Juan Vives voert me naar mijn eigen bibliotheek, waar ik het gekoesterde, lange gedicht Bruges terug uithaal, in 1978 herdrukt met toegevoegd de mooie Nederlandse vertaling van dichter Herman Leys. Ik blader kriskras verder: Emile Verhaeren: Et Bruges se souvient et veut ressusciter (…); en ook een fragment uit L’œuvre au noir (1968) van Marguerite Yourcenar, die in 1972 bij haar bezoek aan Brugge- dikwijls herhaald!- het huis van Zénon herkende in het historische pand van Jan Broes en Katrien De Groote (zie mijn artikel in Jaarwerk MMXXII, over ‘schaduwdichter’ Katherine De Groote). Een kritische Baudelaire die in nr. 32 (Promenade à Bruges) van zijn hekelboek Pauvre Belgique (1953) ook Brugge een veeg uit de pan geeft.

Tussen zoveel buitenlanders ontmoet ik zeker evenveel Nederlandstalige auteurs, van Karel-Lodewijk Ledeganck over Karel van de Woestijne, Gaston Durnez, Hugo Claus, Hubert Lampo, Renaat Ramon, Achille Van Acker, Stijn Streuvels, Hervé Stalpaert, Andries Van den Abeele, Patricia Lasoen, Raf Seys….. ik pluk er zomaar enkele uit het grote aantal.
Ik lees, ik snuister, ik geniet. En ik geniet even hard van de uitgezochte illustraties, ‘oude en meestal minder bekende gravures’ uitgezocht door Willy Le Loup. Dit is een hebbeding, nog vlot te verkrijgen zelfs. Veel meer dan een coffee table book, wel een prachtig ‘lees- en kijkboek’ zoals Fernand Bonneure het zelf noemde. Een schatkamer geplukt uit een schatkamer. Met postume dank aan onze ere-voorzitter en aan mijn broer.


© Jet Marchau