woensdag 26 maart 2025

'Het omber en het oker': nieuwe dichtbundel van Paul Rigolle

Op zondag 23 maart stelde dichter Paul Rigolle in Brugge zijn nieuwe poëziebundel Het omber en het oker voor.

Paul houdt al zowat een halve eeuw de dingen en de dagen bij. Sinds vele jaren is hij bestuurslid van de VWS en mederedacteur van Jaarwerk, het literaire jaarboek van de vereniging. Maar Paul doet nog veel meer. Hij vult dozen met schrijfsels en notities en rapporteert en registreert literaire gebeurtenissen op literaire blogs en sociale media. Er is weinig dat hij niet ziet, niet hoort, niet leest en niet schrijft.

Vaak zijn er gedichten, soms een nieuwe bundel. Paul's nieuwste bundel Het omber en het oker (uitgeverij P.) kreeg een fijne voorstelling in de Brugse Snuffel. Er was heel veel volk afgezakt naar de stille Brugse binnenstad. Tania Verhelst leidde de bundel in, Paul vertelde over zijn gedachten en gedichten in dialoog met Edward Hoornaert en las en signeerde er vervolgens op los. De warme jazz- en diepe bluestonen van 'The Caravan Juke Joint Band' maakten de literaire morgen compleet.
Maar de meeste aandacht moet naar de nieuwe bundel gaan. Hieronder lees je de integrale tekst van de inleiding van dichter Tania Verhelst. Je krijgt meteen een kleine bloemlezing uit de bundel.

Paul Rigolle vroeg mij zijn bundel in te leiden. Ik zal dat doen aan de hand – hoe anders – van zijn gedichten. Ik ga er geen grote analyses op los laten, dat laat ik over aan de schriftgeleerden, maar vooral die gedichten uitkiezen die ik mooi vind, die mij raken en u laten meegenieten.

Wat mij opviel: Paul Rigolle is een man die kijkt. Hij kijkt naar dingen, mensen en onderzoekt dat kijken in zijn taal.
In 'Jaagpad' klinkt

Trage wegen dragen ons als leestekens
in het landschap. Even halt te houden,
even een punt te zetten.

In enkele beelden vangt hij een wereld. Een wereld die voorbij is, of een wereld die zich in al zijn intimiteit toont.
Zo zegt hij in het gedicht met als titel 'Interieur':

Badend in het
avondlicht plooit het huis ons open,
leest ons gulzig bij elkaar.

Zelfs geluiden worden zichtbaar gemaakt:

Een torenklok morst met klanken, veegt ons de mantel uit
 ('De tocht van Fibonacci').

Ook het gedicht 'Knipmes' begint met een observatie:

Er stond een torenkraan als een knipmes
boven de stad

Het is een in memoriam gedicht voor iemand die ook door kijken bezeten was, een fotografe.
Het eindigt met:

Vereeuwigd hoeven we niet te worden.
Eén ogenblik lang het licht vast te mogen
houden in de blik van mensen, kan volstaan.

En weten dat wat bij de gratie
van het beeld wordt vastgelegd,
ons al zoveel langer voor ogen staat.

Die gratie van dat ene ogenblik vat hij ook in de act van de wielrenner:

Stuur, asfalt, spieren, oog. Alles afgestemd!
De weg die klimt sloopt wat je voor het laatst
had opgespaard. Het leven hier heeft aan zichzelf
genoeg. Een intens geluk is het om voor eeuwig
en een dag in dit decor een figurant te mogen zijn.

Wat wil je dan met al dat kijken? Misschien klinkt iets van een antwoord in het gedicht ‘Atelier’:

Van de verf de gedaante. In staat tot veel,
bereid tot alles. En alleen, tot op het laatst
alleen met een penseel van varkenshaar
dat op het linnen van de wereld
niets dan wonden hechten wil.

Hij kijkt naar de wereld en laat de wereld naar hem kijken. En soms lijkt zijn perspectief open te barsten in een ander perspectief.
De dichter plaatst ook vraagtekens bij dit hier en nu. In vele gedichten laat hij een andere werkelijkheid om de hoek kijken. Of in een denkbeeldige toekomst kijkt hij naar een denkbeeldig verleden. Daarbij is de ik-figuur oud, ouder dan de geschiedenis van een mens. Wat te denken van de perspectieven in het volgende gedicht

Evenaar

Elke kier en kamer ken ik, elke vezel
van dit huis. Niet eens zeker of ik
wakker ben of waak herinneren zich
in mij de diepste tijden.

Zoals het dier zichzelf herhaalt, opnieuw
in holtes woont, zich opricht plots
en rechtop gaat lopen verdwijn ik naar waar
ik al jaren werk en woon en schrijf.

En wij beiden als zon en maan, ooit bevriest
ons beeld. Ooit vindt men ons nog wel ‘s
in de boeken van een uitgestorven soort terug:

exemplarisch, rond een tafel geschaard
als aan de beide zijden van een evenaar.

En natuurlijk gaat het om meer dan kijken. Kijken is ook maar een excuus om te zien wat je niet kunt zien. In respijt komen vele thema’s samen. liefde, vergankelijkheid, ouder worden, tijd, zorg, maar dan veel mooier verwoord dan deze grote woorden dat kunnen:

Respijt

Veel rest er het slome, vermoeide lichaam niet.
Op dagen als vandaag legt het zich met zorg
en zonder aarzelen onder jouw handen
en het gestreel van hun vingertoppen neer.

Dit is een dag die niet veel van het leven vraagt.
Weinig om het lijf en tot zachtheid voorbestemd
haal ik adem in een huis dat ons tot schuilplaats dient.
Buiten trekken vrachtboten lijnen in het kanaal.

Af en toe lijkt het alsof je een misthoorn hoort.
Een thuiskomst zonder huis, een bed zonder dons
of lakens, het lieve leven verscheurt ons bij elkaar.
Respijt, dat pas, is een woord waarvan ik hou.

En tot slot lees ik het titelgedicht waar alles samenkomt: schilderen, schrijven, lezen, dankbaar zijn om zoveel leven

Het omber en het oker
'don't be afraid of the dark'
The Robert Cray band.

Zoveel dagen zijn er, zoveel nachten
waarop ik niet meer weet hoe, of waar
ik de bergen wil. Er is het blauw waarbij ik
aarzel of ik naar de hemel ga. Er zijn
het omber en het oker, het geel uit Napels.

Er is het schreeuwen van het rood. Wit
dat blind en stom aan al mijn handen likt.
En toch ben ik het niet. Op hun ovaal
ben ik de menger niet, de kleuren mengen mij.
De spiegel maakt geen bezwaar dat ik

in hem mijn ogen doe. En de huizen,
de huizen weten best dat ik in hen
geen wanhoop, geen angst voor het donker wil,
als ik hen met zorg tussen de sneldrogende
heuvels van hun keuze schuif.

"

Het omber en het oker van Paul Rigolle verscheen bij Uitgeverij P.

(Verslag: Koen D'haene)




1 opmerking:

  1. Veel dank aan Tania Verhelst voor deze sfeervolle intro bij mijn bundel!!!

    BeantwoordenVerwijderen