maandag 24 november 2025

'Jaarwerk MMXXV' - Het jaarboek over 2025 van de VWS is verschenen!

Kaftontwerp Renaat Ramon - Redactie Koen D'Haene 
en Paul Rigolle  

 


De inhoud van het jaarboek over 2025 
'Jaarwerk MMXXV'

"Voor al wie van boeken en lezen houdt"

* Woord vooraf - Paul Rigolle

* De vloek is gans het volk - Gastcolumn Geert Six

* De zachte kracht van Lara Taveirne 
   Lara Taveirne wint VWS-prijs 2025 - Marieke de Maré

* De dwang om rechtop te staan - Zes West-Vlaamse dichters - Alain  Delmotte

* Een drilboor naar de duistere drijfveren van het menselijk handelen 
Gaston Duribreux’ Tussen duivel en diepzee onder de loep - Stefaan Pennynck

* Strijd voor vrijheid - Over de dichter Kamiel Top - Kathelyn Vervarcke

* Op de toppen van de kunst - 20 jaar lente:  ART 04  en  Toverberg - Renaat Ramon

* Piëdestal - Het mooiste van West-Vlaamse schrijvers dat wij lazen Koen D’haene en Paul Rigolle - Met bijdragen van Dominique Albert Lietaer, Femke Vindevogel, Frederik De Laere, Jonas Bruyneel, Martine Vandermaes, Philippe Cailliau, Jan Stoel en Pierrette Coffrée.

* 10 jaar JaarwerkOverzicht en register 2014-2024 - Koen D’haene

* Over de medewerkers aan dit jaarboek


De toespraak van mede-eindredacteur Paul Rigolle bij de voorstelling op vrijdag 21 November 2025.

Goeie avond beste vrienden van het boek en van de literatuur, vrienden van de VWS en van het leven tout court. Goeie avond ook Lara, die we hier straks uitgebreid mogen fêteren en die –
ik benijd haar nu al - hier vandaan zal gaan met alweer een prachtige trofee van ons aller Renaat Ramon. Welkom dus! Vanavond heb ik namens het bestuur het genoegen om jullie het nieuwe jaarboek voor 2025 voor te stellen. We zijn na het tienjarig lustrum ondertussen aan de elfde editie toe. Het blijft snel gaan in het leven, en in de literatuur.

Alweer hebben we met de maand november het schemerlicht van het jaar bereikt. Een uitstekend moment om jullie ‘Jaarwerk MMXXV’ voor te leggen. Voor al wie van boeken en van lezen houdt! Ook dit Jaarboek bevat voor elk wat wils. De taal kent immers veel vormen en verscheidenheid en daarvan brengt elk VWS-jaarboek graag verslag uit. Het zijn ondertussen, dat weten en beseffen we met zijn allen, moeilijke en knellende tijden geworden. Op veel plaatsen staat de wereld in brand. En waar het niet brandt slaat vaker dan ons lief is de moedeloosheid toe. Het belet niet dat we met de VWS blijven geloven dat ook dit prangend tijdsgewricht niet zonder de creatieve inbreng kan van zij die lezen en schrijven. Als verweermiddel. Als soelaas. Als troost.

Dat beseft ook onze gastcolumnist Geert Six die met zijn column ‘De vloek is gans het volk’ het jaarboek opent. Over de taal die de zijne, en ook de onze is, zegt hij: “Ze schrijft zich in in het hier en nu, ze zegt altijd iets over deze tijd. Dat is zelfs een uitgangspunt. Ze reflecteert over de huidige gang van zaken. Dat is meestal geen mooi portret. De wereld is tegenwoordig een lelijke real life show geworden… 
De realiteit meandert inderdaad altijd mee in wat we schrijven.

Toekomst is een lastig woord geworden’ citeert Alain Delmotte, ook al in de teneur van de tijd, de dichteres Siel Verhanneman. In zijn stuk met als titel ‘De dwang om rechtop te staan’ bespreekt hij samen met haar nieuwste dichtbundel ook de boeiende recente poëzie van vijf andere vrouwelijke West-Vlaamse dichters. Het zijn Ludwien Veranneman, Lieve Desmet, Hanna Kirsten, Astrid Haerens en Myriem El-Kaddouri die net als Siel Verhanneman vol woordverve nieuw werk presenteerden. Alleen al om deze indringende bijdrage van Alain Delmotte mag elke lezer die van poëzie houdt dit jaarboek niet missen.

Voor 2025 gaat de VWS-prijs naar niemand minder dan Lara Taveirne. Collega Marieke de Maré met wie ze nog dit voorjaar de verhalenbundel ‘Het glinstert’ publiceerde schrijft het laudatio. In ‘De zachte kracht van Lara Taveirne’ peilt ze onder meer naar het vermogen van onze laureaat om van rauw verlies een verhaal te maken dat anderen optilt. En dat is een reden om te vieren!

In elk jaarboek mogen enkele bijdragen over ons rijke literaire erfgoed niet ontbreken. Kathelyn Vervarcke heeft er een missie van gemaakt om vergeten verhalen uit de rafelranden van de geschiedenis te halen. In ‘Strijd voor vrijheid’ staat ze stil bij leven en werk van de vergeten dichter Kamiel Top die op 21-jarige leeftijd in 1945 omkwam in het concentratiekamp van Flossenburg.

Een tweede erfgoedbijdrage is van de hand van Stefaan Pennynck. Hij neemt in zijn artikel ‘Een drilboor naar de duistere drijfveren van het menselijk handelen’ nog ‘s de bekende roman van Gaston Duribreux ‘Tussen duivel en diepzee’ onder de loep. De roman uit 1953 voldoet volledig aan het kenmerk van goeie literatuur: write local, think global.

Renaat Ramon zorgt op zijn beurt voor een intrigerende bijdrage met als titel  ‘Op de toppen van de kunst. Met als noemer ’20 jaar lente’ zoomt hij in op de verdienstelijke tijdschriften ART04 en Toverberg.


Ook dit jaarboek kan niet zonder de rubriek Piëdestal. Daarin peilen Koen D’Haene en ikzelf naar het mooiste van West-Vlaamse schrijvers dat andere schrijvers en lezers lazen en schreven. De welluidende stemmen in deze rubriek vormen dit jaar een ware keurtroep die bestaat uit: Dominique Albert Lietaer, Femke Vindevogel, Frederik De Laere, Jonas Bruyneel, Martine Vandermaes, Philippe Cailliau, Jan Stoel en Pierrette COffrée.

Tot slot vonden we het passend om in dit elfde jaarboek terug te blikken op de voorbije tien jaar en besluiten dit jaarboek met de inhoudstafel van de tien eerste jaarboeken.
Ik wens jullie samen met het voltallige bestuur alvast veel leesgenot met ‘Jaarwerk MMXXV’. En volgend jaar zijn we er bij leven en welzijn opnieuw!


Paul Rigolle,
Co-eindredacteur.

Brugge, Vrijdag 21 November 2025.


Meer info over het Jaarboek 2025 en het Lidmaatschap van de VWS:




zondag 23 november 2025

Sprankelende woorden van laureaat Lara Taveirne

Op vrijdag 21 oktober 2025 ontving Lara Taveirne in het stadhuis van Brugge de elfde VWS-prijs. Ze kreeg een origineel kunstwerk van Renaat Ramon.
'Ik wilde jullie nog eens met heel mijn hart bedanken voor gisteren,' mailde Lara een dag later. 'Het was zo sprankelend, warm en mooi. Een viering van de letteren. Van menselijkheid ook. Ik ben, ondanks mijn matige talent voor feest, heel zwierig naar huis gefietst.'
Tijdens de voorstelling waren er nog veel meer mooie woorden van de laureaat. 
Lees hier het schitterende en uitgebreide dankwoord dat Lara tijdens de huldiging uitsprak. 


PRIJSUITREIKING VWS-PRIJS 

-I-

Om een prijs in ontvangst te nemen, 
heb je een zeker talent voor feestelijkheid nodig. 
En laat dat nu net niet mijn grootste troef zijn. 

Op mijn eerste verjaardagsfeestje moest ik overgeven. 
De mama van Lotte dacht dat ik te veel cola op had.
Maar het was al de rest wat te veel was geweest.
De slingers, de cadeaus, het lawaai. 
Ik kan me het bruine hoopje nog altijd herinneren, 
zoals het daar lag op het dure tapijt 
in het grote herenhuis aan het stadspark. 
De mama van Lotte trok met een emmertje naar het park, 
vulde het met zand uit de speeltuin
en stortte dat uit over mijn hoopje. 

Mijn mama kwam me vroeger halen. 
Het muzikaal pak was nog bezig de kring rond te gaan. 
’s Avonds zei ze tegen mijn vader: 
Ons kind blinkt niet uit in feest. 
Dat was een goeie diagnose. 
Alleen bleken er weinig remedies tegen. 

Ook op mijn eigen verjaardagsfeest raakte ik uit koers. 
Omdat Niels uit mijn klas in mijn nieuwe kleurboek
buiten de lijntjes had gekleurd 
en de hele kosmos vervolgens uit evenwicht viel. 
Gelukkig speelden we daarna verstoppertje. 
En ik wist: op de bodem van de linnenmand 
is er niemand die me zoekt. 

Op mijn zestiende lag ik 
met mijn handen op mijn oren gedrukt te wachten
tot oudejaarsnacht voorbij was. 
Mijn moeder vond het zorgwekkend.
Ze geloofde dat een meisje van mijn leeftijd
feestjes nodig had, 
onhandig geschuifel op de dansvloer,
samenzweerderig gegiechel,  
getongzoen in het portaal van de gesloten bakkerij. 
Maar ik blonk toch meer uit in wachten.
  
Wachten kon ook een feest zijn, legde ik aan haar uit.
Je kon je een voorstelling maken van hoe het zou zijn. 
De feesten in mijn hoofd vielen nooit tegen. 

Ik was zeventien, mijn zusje dertien.
Op vrijdagavond stonden we ons urenlang mooi te maken
voor de spiegel in haar kleerkast. 
Op haar bed groeide een gebergte aan afgeworpen kleren.
We maakten ons niet zomaar mooi. 
We probeerden iemand anders te worden.
Op de rommelmarkt had ik een valse vlecht gekocht. 
Hij rook naar dode kat, 
maar met die vlecht vastgespeld in mijn haar 
geloofde ik dat ik Jane Eyre was.

Na nog wat geklieder met mascara en oogschaduw, 
reed mijn zusje weg op haar rode fiets.
Jane Eyre zwaaide haar uit en liet zich vervolgens 
-vol overgave en helemaal opgemaakt-
neervallen in het gebergte op bed. 

Ver na middernacht maakte mijn zusje me wakker.
Ze had koude handen en vertelde verhalen van daarbuiten.
Ik blies haar handen warm en vertelde verhalen van daarbinnen. 

Mijn feest begon pas toen ik het schrijven ontdekte. 
Ik was achttien, zat op de toneelschool, 
was bezig mijn grote droom waar te maken. 
Maar omdat er geen enkele monoloog leek te bestaan 
die bij me paste, schreef ik die zelf. 
Op mijn bedrand gezeten, 
met de oude typemachine van mijn vader op schoot. 
Een ode aan Jeanne d’ Arc. 

Terwijl ik op lieslaarzen en in de hitte van de spots
de ziel uit mijn lijf stond te spelen, 
overviel me ineens de vraag: 
Als dit het moment is waarop ik mijn droom aan het waarmaken ben,
waarom voelt het dan niet overweldigender? 
Ik moest het onder ogen komen. 
Ik was veel gelukkiger geweest 
toen ik met die typemachine op schoot op mijn bedrand zat.
Ik hoefde die woorden niet zo nodig 
ook nog eens te bezielen op podium. 

Na elke voorstelling of repetitie 
probeerden we met de hele klas 
zo snel mogelijk uit de theaterzaal weg te komen. 
De laatste moest namelijk de lichten doven. 
Een rotklus, want die schakelaars zaten 
achter grote kasten en onder brede banken. 
Maar die avond bleef ik bewust als laatste in de zaal. 
En doofde de lichten. 

Sindsdien weet ik: mijn feest begint pas 
als ik mijn afzichtelijke schrijverstrui mag aantrekken.
De trui die mijn kinderen -zo prachtig- 
de tovenaarstrui noemen. 
Schrijven is van binnenuit het deksel van de linnenmand afsluiten.

-II-

De afgelopen maanden heb ik de schrijverstrui zwaar verwaarloosd.
Tijdens lezingen en interviews voel ik me vaak een oplichter. 
Al dat praten over het schrijverschap, 
terwijl ik bijna nooit schrijf. 
Ook deze tekst is pas vanmiddag ontstaan,
niet tussen de soep en de patatten, 
wel tussen bagage en dienstmededelingen, 
op de trein tussen Hasselt en Brugge. 

Gelukkig is er het huisje in Normandië, 
waar we als gezin jaarlijks een week naartoe kunnen. 
Het is van een baron en het staat op zijn kasteeldomein.
De muren zijn bekleed met stoffen behangpapier, 
er er hangt een stilte die me toelaat 
om met mijn gedachten aan een tafel te gaan zitten. 

In november waren we er weer. 
Terwijl ik driftig aan de keukentafel zat te tikken, 
kwam mijn dochter binnen. 
Ze bracht de tocht mee en een zware mand appels.  
Ze zou appelpannenkoeken bakken. 

Mijn zoon zat voor de open haard. 
Met een schaaf werkte hij zijn zelfgemaakte boog bij. 
Een geruststellend, repetitief geluid. 

Buiten in de storm stond mijn man samen met de baron 
te wankelen op een ladder. 
Ze probeerden de losgewaaide dakgoot vast te maken. 
Ze leken wel schipbreukelingen. 

Volgens mijn kinderen 
is de meest terugkerende zin in mijn opvoeding: 
‘En nu gaan we allemaal een beetje in ons eigen hoofd zitten.’ 
Daar zijn we nu: alle vier in ons eigen hoofd. 
En ik vraag me af: 
Is dat waarom ik schrijver ben geworden? 
Om professioneel in mijn hoofd te mogen vertoeven? 
Ik geloof van wel. 
Maar waarom vind ik er dan elke keer zo moeilijk de weg naartoe?
In mijn agenda is een woord als vakvergadering heilig.
Maar elke vastgelegde schrijfdag raakt moeiteloos ondergesneeuwd
door het idee dat ik beter maar eens de trap kan stofzuigen, 
of die lang uitgestelde mail kan beantwoorden.

Ook nu weer haalt een rinkelende telefoon 
me ruw uit mijn gedachten. 
Iemand die klinkt als een meneer in pak
zegt dat hij groot nieuws voor me heeft.
Als vanzelf ga ik kaarsrecht zitten. 
Het woord laureaat valt. 
De jaarlijkse VWS-prijs. 
De vergulde namen van mijn voorgangers. 
Luuk Gruwez, Kristien Dieltiens, Peter Terrin, Bart Moeyaert. 
Vreugde, ik had me dat begrip 
altijd heel luid en levendig voorgesteld: 
dansje, vreugdekreet, knieval, vuist in de lucht. 
Nu kom ik erachter dat er ook een variant bestaat. 
Eén die eruitziet als stil glimlachen. 

Maar geloof me, 
binnen in me raast een storm, 
een opwinding zo groot 
dat ik amper uit het raam durf te kijken, 
doodsbang dat ik er de baron en mijn man 
wankelend op hun ladder 
mee in levensgevaar kan brengen.

-III-

Om een prijs in ontvangst te nemen, 
heb je een zeker talent voor feestelijkheid nodig. 
En laat dat nu net iets zijn waar ik niet in uitblink. 

Gisteren belde ik mijn agent. 
Of ik die prijs niet alsnog kon weigeren? 
‘Sartre deed het’, zei hij.
En ik begreep meteen wat hij bedoelde.
Je bent Sartre niet.
En dit is ook de Nobelprijs niet.
Dus hop: 
feestjurk aan
nepvlecht erin
confettikanon open.

Ik heb de afgelopen dagen stiekem gehoopt op een telefoontje. 
Iemand die klonk als een meneer in pak.
Sorry, mevrouw Taveirne, we hebben ons vergist.
We bedoelden eigenlijk Delphine Lecompte. 
Tot een uur voor aanvang 
bleef ik mijn telefoon hoopvol aankijken.
Jane Eyre had zich met plezier 
achterwaarts achterover laten vallen 
in het gebergte op bed.
Haar lievelingsfeest. 

En ik hoor de mensen van de organisatie tot hier denken: 
Kan ze nu niet een klein beetje vreugde veinzen?
Wat kost een klein dansje? 
Een sprongetje door het beschermde plafond? 
We hadden inderdaad beter Delphine Lecompte gevraagd. 
De jaloersmakend, beestachtig getalenteerde, 
verdoken zachtaardige Delphine Lecompte. 
Dan viel er tenminste nog wat te lachen. 

Maar voor er paniek uitbreekt, 
hier helemaal op het einde van mijn blad 
staat nog een voetnoot. 
Een beetje verloren. 
Een muurbloempje. 
Ik had er welhaast overheen gelezen. 

Het is wat klein geschreven, 
Even goed kijken.
Er staat.
Het lijkt wel een soort bekentenis.
Wacht hoor. 
Er staat:
Als deze prijs betekent 
dat ik me erdoor een beetje meer schrijver kan voelen
dan wil ik eigenlijk wel graag aanwezig zijn op het feest. 
Misschien dat die trofee me eraan helpt herinneren 
dat ik af en toe de tovenaarstrui mag aantrekken.

En geloof me, lieve mensen.
Er is wel degelijk een vreugdekreet. 
Een oergeschreeuw van trots en geluk. 
Alleen klinkt hij wat stil en gesmoord 
omdat Jane Eyre zich heeft teruggetrokken 
op de plek waar ze het liefste is. 
Met haar stukgelezen Sartre op bodem van de linnenmand. 
Ze vraagt of iemand het deksel straks dicht kan schuiven?
En wie doet straks de lichten uit? 


Lara, 21 november 2025


woensdag 19 november 2025

Uitreiking VWS-prijs aan Lara Taveirne en Voorstelling Jaarwerk MMXXV-Vrijdag 21 November 2025


"Voor al wie van boeken en van lezen houdt"

Komende vrijdag 21 november 2025 wordt om 19:00 uur in de Gotische zaal van het Brugse Stadhuis, Burg 12, het nieuwe jaarboek van de VWS (“Jaarwerk MMXXV”) voorgesteld.

Tevens wordt bij deze gelegenheid ook in de vorm van een ronduit subliem beeld van Renaat Ramon de jaarlijkse VWS-prijs uitgereikt. Dit jaar gaat de prijs naar niemand minder dan Lara Taveirne.


Zo ziet het programma er uit:

Aanvang om 19:00 u
- Koen D’haene, voorzitter van de VWS, verwelkomt het publiek
- Woord van de burgemeester Dirk De Fauw
- Paul Rigolle stelt het nieuwe jaarboek over 2025 voor (“Jaarwerk MMXXV”)
- Interview Jooris Van Hulle met de laureaat van de VWS-prijs Lara Taveirne
- Poëtische impressie van Marieke De Maré (over haar mede-stadsschrijver Lara Taveirne in de periode 2023-2025)
- Onthulling/Uitreiking prijs aan Lara door Koen D haene in bijzijn van kunstenaar Renaat Ramon
- Dankwoord van Lara Taveirne
- Slotwoord van schepen van Cultuur Nico Blontrock
- Receptie

Deze bijzondere literaire avond wordt door de VWS geörganiseerd in samenwerking met de dienst Cultuur van de Stad Brugge.

Het Jaarboek over 2025 bevat onder meer een artikel van Marieke De Maré over de laureate van 2025 Lara Taveirne. Maar tal van andere literaire artikels met een West-Vlaamse invalshoek maken het jaarboek – de elfde editie al - ook dit jaar weer tot een niet te missen literair overzicht.

VWS, redactiesecretariaat, p.a. Georges Hoet, Maria van Bourgondiëlaan 24, 8820 Torhout - georges.hoet@skynet.be

Dun lied donkere draad
Facebook-bladzijde VWS
Brugse Stadsschrijvers bij de Bib Brugge
Instagram-bericht Brugse Bib
Wikipedia-pagina VWS
Lara Taveirne bij Uitgeverij Prometheus

Facebook-bericht van woe 19/11/2025



Lara Taveirne - Foto Sacha De Boer

Cover Jaarwerk MMXXV

Marieke De Maré & Lara Taveirne
Foto © Femke Den Hollander (voor de Bib Brugge)

dinsdag 7 oktober 2025

Lara Taveirne laureaat van de VWS-Prijs 2025

Op 21 november 2025 wordt in de Gotische zaal van het Brugse stadhuis de elfde VWS-oeuvreprijs uitgereikt.

Dit jaar gaat de prijs naar
Lara Taveirne!

Foto (c) Sacha De Boer

Lara Taveirne schreef bijzondere romans die zowel door pers als publiek erg worden gewaardeerd (o.m. 'De meisjes van Calais', 'Pluto', 'Kerhofblommenstraat'). In 2024 verscheen haar roman 'Wolf', over haar broer die in 2013 in het uiterste noorden van Zweden uit het leven stapte. Het boek kreeg grote weerklank. Samen met Marieke de Maré, met wie zij het stadsschrijverschap in Brugge deelde, publiceerde ze in 2025 ‘Het glinstert’, een verzameling van de verhalen die beide schrijfsters optekenden op hun wandel- en dwaaltochten door de stad.

Lara Taveirne ontvangt een origineel kunstwerk van beeldend kunstenaar Renaat Ramon

De vorige winnaars van de VWS-prijs zijn Walter Haesaert, Willy Spillebeen, Luuk Gruwez, Kristien Dieltiens, Patrick Lateur, Hedwig Speliers, Herman Leenders, Bart Vonck, Peter Terrin en Bart Moeyaert.

Het volledige programma voor vrijdag 21 november 2025 wordt - ook via deze pagina - later bekendgemaakt. Op die dag wordt ook het nieuwe jaarboek van de VWS - "Jaarwerk MMXXV" - voorgesteld.

#vwsprijs #larataveirne #vwsprijs2025 #larataveirne #mariekedemaré





vrijdag 3 oktober 2025

'Modus' verschenen. Nieuwe iconische poëzie van Renaat Ramon.

Graag signaleren we hier de gloednieuwe publicatie bij Uitgeverij Phoenix (van Willy Tibergien) van 'Modus', een nieuwe bundel iconische poëzie van Renaat Ramon.

Verkrijgbaar en te bestellen à 20 Euro/stuk bij zowel Willy Tibergien (willy.tibergien@telenet.be)(Potterierei 63, 8000 Brugge) als bij Lieve Terrie (lieveterrie@gmail.com).

Dit bericht verscheen ook op het literaire e-zine De Schaal van Digther.


Website Renaat Ramon





 


donderdag 18 september 2025

Het sneeuwt. (Ook op het warme thuisterras) - Jet Marchau

Recensie 'In het wit' van Roderik Six 

'in het witis het zesde boek van literair Knackjournalist en bekroond auteur Roderik Six (Ieper 1979). In zijn vorig werk, ‘waarin veel woede zat’, slaat hij nu een menselijker pad in, ‘op zoek naar tederheid’. (RS).

Die tederheid, het resultaat van grote empathie, uitgedrukt in gedetailleerde observaties en, zoals Stefan Hertmans over Volt (2019) schrijft: in ‘loepzuivere stijl’ én taal, greep me bij de keel.

In ‘in het wit’,(zonder hoofdletter in de titel) ontmoeten we twee vrouwen: M en Iris.

In beide verhalen sneeuwt het. Het verhaal van M splitst zich in twee delen die het middenverhaal, van Iris, omsluiten.

-Het verhaal van M is in de verleden tijd geschreven.

Beginzin: het sneeuwde.

‘Sneeuwen, het klinkt als de wind die met vingers van licht de kruin van een kind streelt’

M: Emma, maar afgekort omdat er van een ‘ma’ geen sprake is, is op weg naar haar demente vader in een landelijk rusthuis. En ze is vooral op weg naar een moeilijk gesprek met de arts en een hartverscheurende beslissing.

Via haar gedetailleerde kijk, bedenkingen en commentaren krijgen we een duidelijk beeld van de persoon M.

Tijdens de verre tocht met de bus kijkt zij bijna geobsedeerd door het raam naar de sneeuw en naar hetgeen buiten gebeurt. Het intensieve kijken roept bij haar herinneringen aan andere jaargetijden op, en verwijzingen naar auteurs en persoonlijke gebeurtenissen.

Ook bij het rusthuis zelf blijft geen detail onopgemerkt. Haar innerlijke commentaren zijn vaak cynisch en cassant:

Uit gewoonte helde de bus sissend op zijn kant om rolstoelen en wandelrekjes makkelijker te lossen. Het deed denken aan een vuilniswagen die zijn lading op het stort kiepert, als laatste rustplaats voor het bedorven vlees de oven in gaat.

Het wachten roept in de wachtzaal associaties, irritaties en nog meer bedenkingen op.

Enkel een laptop verried dat ze niet in een roman van Dickens was beland.

Haar verhaal gaat verder in het derde deel, na het verhaal van Iris, haar moeder: die M maar kort kende:

‘haar ( vroeg gestorven) moeder heette Iris maar voor M was dat slechts een naam, even betekenisvol als een straatbord in een bomenwijk…Haar herinneringen waren kopieën, droge lemma’s (…)

-Het verhaal van Iris is geschreven in de tegenwoordige tijd, terwijl het toch eerder dan M’s verhaal plaats vindt. Is dit om de tristesse hier nog voelbaarder te maken?

Beginzin: het sneeuwt.

Iris staart door het keukenraam naar de sneeuw. Buiten speelt haar man met haar kind. Ook hier volgen we haar in gedetailleerde waarnemingen. Maar Iris is moe, het gevoel dat ze nooit echt wakker is, overheerst, terwijl ze wel de’ scherpte van de wereld ‘ voelt.

ze vervloekt de erfenis van het moederschap, de ingebakken angst die je niet laat slapen; altijd half oor, speurend(..) altijd paraat, altijd bang (…) wanneer is het ooit genoeg?

Dokter Steels met een luisterend oor, raadt haar een dagboek aan. Ze probeert het, in de donkerte:

‘Misschien is het ook zo met woorden, misschien is het beter om net naast het ding te schrijven, om het ding te omsingelen, liever dan het platweg te benoemen.’

Maar het helpt haar uiteindelijk niet vooruit. Ze leidt ons stap voor stap rond in ‘haar wrakkig oud huis’, vervloekt het, hoewel met tederheid, zoals ze ook haar hele leven vervloekt.

Wanneer de wereld door de sneeuw een pauze, een ‘snipperdag’ heeft ingevoegd, probeert ze nog het beste ervan te maken door pannenkoeken voor man en kind te bakken, maar:

Deze dag. De lengte ervan. Het gewicht. Deze banale gedachten; de ondraaglijke schraalheid van haar bestaan ‘.

Dan gaat ze slapen, terwijl het kind en haar man buiten een iglo bouwen, worstelt ze zich uit haar kleren, legt ze haar verlovingsring op het nachtkastje en glipt ze weg:

‘Ergens barst iets, het huis huivert. Het zwart wordt dieper nu, onaards, en Iris spartelt: dit is te diep.

Hoe Roderik Six beschrijft hoe ze wegglijdt, hoe hij haar sterven en haar worsteling gevoelvol beschrijft, treft mij diep.

De ring van Iris legt een draadje naar het derde deel, dat weer aansluit bij het eerste verhaal van M, wel opnieuw in de verleden tijd: het sneeuwde.

Haar vader is al een tijdje gestorven en langzaam glipt ook de wereld van M door haar vingers: haar lichaam was een dichtgetimmerd kraakpand waarin de lampen één voor één zouden doven.

Opnieuw treft dit gedetailleerd inleven van Roderik Six: de twijfel, het tig-keren controleren, de gele post its, en misschien wel het ergste: ‘geen schouder om op te huilen’. ‘M kon, niet eens bij zichzelf terecht. Want binnenkort zou haar geest haar ziekte vergeten’.

Het houvast aan haar dierbare auteurs licht heel even op, maar ook dit verdwijnt.

Hoeveel intenser en empathischer kun je dreigende dementie nog beschrijven?

Een ding komt haar nog helder voor de geest: ze moet op zoek, naar de verlovingsring van haar moeder. En weer gaat ze op weg, terwijl ze door het raam van de trein nu de lente ziet ontwaken. Op weg naar haar geboortedorp. Waarom? Ik onthoud je de pointe.

Wellicht kunnen de troosteloosheid van de thema’s of de intense beschrijvingen afschrikken. Ik zelf ben na de laatste bladzijde in de zon op het thuisterras gaan zitten, op zoek naar warmte tegen al die kou. De roman had en heeft me bij de keel gegrepen.

En toch raad ik dit boek aan, vanwege de tedere empathie, de gedetailleerde filmische opmerkzaamheid van Six, de ongelooflijke secure en rijke taal, vanwege het literaire genot.

Dank zij Six’ filmische voorstelling, zal ik ieder vlokje sneeuw nu nog intenser bekijken, zal ik intenser meevoelen met de troosteloosheid van sommige levens.

En neen, in het wit brengt geen boodschap, maar het verhaal kan zeker een gespreksonderwerp voor gevarieerde leesgroepen zijn. En dat maakt de roman dan weer veelzijdig.

In boekenvriendschap, Jet

© Jet Marchau

‘In het wit' bij Uitgeverij Prometheus
Website Roderik Six

Deze recensie verschijnt ook op De Schaal van Digther



woensdag 26 maart 2025

'Het omber en het oker': nieuwe dichtbundel van Paul Rigolle

Op zondag 23 maart stelde dichter Paul Rigolle in Brugge zijn nieuwe poëziebundel Het omber en het oker voor.

Paul houdt al zowat een halve eeuw de dingen en de dagen bij. Sinds vele jaren is hij bestuurslid van de VWS en mederedacteur van Jaarwerk, het literaire jaarboek van de vereniging. Maar Paul doet nog veel meer. Hij vult dozen met schrijfsels en notities en rapporteert en registreert literaire gebeurtenissen op literaire blogs en sociale media. Er is weinig dat hij niet ziet, niet hoort, niet leest en niet schrijft.

Vaak zijn er gedichten, soms een nieuwe bundel. Paul's nieuwste bundel Het omber en het oker (uitgeverij P.) kreeg een fijne voorstelling in de Brugse Snuffel. Er was heel veel volk afgezakt naar de stille Brugse binnenstad. Tania Verhelst leidde de bundel in, Paul vertelde over zijn gedachten en gedichten in dialoog met Edward Hoornaert en las en signeerde er vervolgens op los. De warme jazz- en diepe bluestonen van 'The Caravan Juke Joint Band' maakten de literaire morgen compleet.
Maar de meeste aandacht moet naar de nieuwe bundel gaan. Hieronder lees je de integrale tekst van de inleiding van dichter Tania Verhelst. Je krijgt meteen een kleine bloemlezing uit de bundel.

Paul Rigolle vroeg mij zijn bundel in te leiden. Ik zal dat doen aan de hand – hoe anders – van zijn gedichten. Ik ga er geen grote analyses op los laten, dat laat ik over aan de schriftgeleerden, maar vooral die gedichten uitkiezen die ik mooi vind, die mij raken en u laten meegenieten.

Wat mij opviel: Paul Rigolle is een man die kijkt. Hij kijkt naar dingen, mensen en onderzoekt dat kijken in zijn taal.
In 'Jaagpad' klinkt

Trage wegen dragen ons als leestekens
in het landschap. Even halt te houden,
even een punt te zetten.

In enkele beelden vangt hij een wereld. Een wereld die voorbij is, of een wereld die zich in al zijn intimiteit toont.
Zo zegt hij in het gedicht met als titel 'Interieur':

Badend in het
avondlicht plooit het huis ons open,
leest ons gulzig bij elkaar.

Zelfs geluiden worden zichtbaar gemaakt:

Een torenklok morst met klanken, veegt ons de mantel uit
 ('De tocht van Fibonacci').

Ook het gedicht 'Knipmes' begint met een observatie:

Er stond een torenkraan als een knipmes
boven de stad

Het is een in memoriam gedicht voor iemand die ook door kijken bezeten was, een fotografe.
Het eindigt met:

Vereeuwigd hoeven we niet te worden.
Eén ogenblik lang het licht vast te mogen
houden in de blik van mensen, kan volstaan.

En weten dat wat bij de gratie
van het beeld wordt vastgelegd,
ons al zoveel langer voor ogen staat.

Die gratie van dat ene ogenblik vat hij ook in de act van de wielrenner:

Stuur, asfalt, spieren, oog. Alles afgestemd!
De weg die klimt sloopt wat je voor het laatst
had opgespaard. Het leven hier heeft aan zichzelf
genoeg. Een intens geluk is het om voor eeuwig
en een dag in dit decor een figurant te mogen zijn.

Wat wil je dan met al dat kijken? Misschien klinkt iets van een antwoord in het gedicht ‘Atelier’:

Van de verf de gedaante. In staat tot veel,
bereid tot alles. En alleen, tot op het laatst
alleen met een penseel van varkenshaar
dat op het linnen van de wereld
niets dan wonden hechten wil.

Hij kijkt naar de wereld en laat de wereld naar hem kijken. En soms lijkt zijn perspectief open te barsten in een ander perspectief.
De dichter plaatst ook vraagtekens bij dit hier en nu. In vele gedichten laat hij een andere werkelijkheid om de hoek kijken. Of in een denkbeeldige toekomst kijkt hij naar een denkbeeldig verleden. Daarbij is de ik-figuur oud, ouder dan de geschiedenis van een mens. Wat te denken van de perspectieven in het volgende gedicht

Evenaar

Elke kier en kamer ken ik, elke vezel
van dit huis. Niet eens zeker of ik
wakker ben of waak herinneren zich
in mij de diepste tijden.

Zoals het dier zichzelf herhaalt, opnieuw
in holtes woont, zich opricht plots
en rechtop gaat lopen verdwijn ik naar waar
ik al jaren werk en woon en schrijf.

En wij beiden als zon en maan, ooit bevriest
ons beeld. Ooit vindt men ons nog wel ‘s
in de boeken van een uitgestorven soort terug:

exemplarisch, rond een tafel geschaard
als aan de beide zijden van een evenaar.

En natuurlijk gaat het om meer dan kijken. Kijken is ook maar een excuus om te zien wat je niet kunt zien. In respijt komen vele thema’s samen. liefde, vergankelijkheid, ouder worden, tijd, zorg, maar dan veel mooier verwoord dan deze grote woorden dat kunnen:

Respijt

Veel rest er het slome, vermoeide lichaam niet.
Op dagen als vandaag legt het zich met zorg
en zonder aarzelen onder jouw handen
en het gestreel van hun vingertoppen neer.

Dit is een dag die niet veel van het leven vraagt.
Weinig om het lijf en tot zachtheid voorbestemd
haal ik adem in een huis dat ons tot schuilplaats dient.
Buiten trekken vrachtboten lijnen in het kanaal.

Af en toe lijkt het alsof je een misthoorn hoort.
Een thuiskomst zonder huis, een bed zonder dons
of lakens, het lieve leven verscheurt ons bij elkaar.
Respijt, dat pas, is een woord waarvan ik hou.

En tot slot lees ik het titelgedicht waar alles samenkomt: schilderen, schrijven, lezen, dankbaar zijn om zoveel leven

Het omber en het oker
'don't be afraid of the dark'
The Robert Cray band.

Zoveel dagen zijn er, zoveel nachten
waarop ik niet meer weet hoe, of waar
ik de bergen wil. Er is het blauw waarbij ik
aarzel of ik naar de hemel ga. Er zijn
het omber en het oker, het geel uit Napels.

Er is het schreeuwen van het rood. Wit
dat blind en stom aan al mijn handen likt.
En toch ben ik het niet. Op hun ovaal
ben ik de menger niet, de kleuren mengen mij.
De spiegel maakt geen bezwaar dat ik

in hem mijn ogen doe. En de huizen,
de huizen weten best dat ik in hen
geen wanhoop, geen angst voor het donker wil,
als ik hen met zorg tussen de sneldrogende
heuvels van hun keuze schuif.

"

Het omber en het oker van Paul Rigolle verscheen bij Uitgeverij P.

(Verslag: Koen D'haene)