Bart Moeyaert dankt - Foto Georges Hoet |
Ik heb niet gevraagd of ik uit Brugge weg mocht. Op m’n zeventiende heb ik alleen maar gesméékt. Stuur me niet opnieuw naar de school waar ik al jaren niet op mijn plek zit. Dwing me niet er nog eens een jaar extra te moeten slijten, een overzitjaar omdat ik niks met wiskunde doe en ongelukkig ben — het een is het gevolg van het ander, en andersom. Mag ik eindelijk naar de kunsthumaniora?
Het wonder voltrekt
zich: het mag.
In september 1982 begint het hondsvroege opstaan. Op de hoek van de Karel van Manderstraat en de Damse Vaart de bus halen naar het station van Brugge, de trein naar Gent Sint-Pieters halen, daar tram 4 halen. Me aan de Oude Houtlei naar buiten ellebogen, waar honderd meter verderop de school ligt die mijn redding is. ’s Avonds doe ik alles opnieuw, maar dan in omgekeerde volgorde.
Ik heb niet gevraagd of ik uit West-Vlaanderen weg mocht. Pas in januari 1983 blijkt dat ik het heen-en-weren niet goed verteer en dat het overbrengen van een maquette van een huis op schaal of van een tekening op formaat A0 of A1 van Brugge naar Gent niet altijd ongeschonden lukt. Mijn plek in de week wordt Sint-Denijs-Westrem. Bij mijn broer en schoonzus krijg ik een kamer, en ineens beperkt het openbaar vervoer zich tot een bus en een tram. Dat zorgt voor rust.
Op 1 oktober 1983
verschijnt mijn eerste boek, Duet met valse noten, met het voor veel
lezers iconisch geworden omslag van André Sollie. Na de presentatie in
Boekhandel Het Volk in de Smedenstraat kan ik niet zeggen dat ik Brugge achter
me laat, maar als je Een ander leven hebt gelezen, het boek van veertig
jaar later, dan weet je dat het na ’83 nogal is gaan waaien in mijn leven. Ik
ben door omstandigheden heel veel kanten opgewaaid, maar inderdaad, niet
westwaarts. Brussel, Parijs, Amsterdam en — waar stond mijn tractor, vroeg de
bovenbuurvrouw bij de eerste kennismaking — Antwerpen. Hoe vaak heb ik daar
niet gehoord dat ik niet van hier was, en als ik dan hier was, sprak ik te
schoon— en of ik mijn dialect vergeten was?
Als je na mijn Stadsdichterschap in Antwerpen, in 2006 en 2007 was dat, ergens te lande een poëzie-avond met mij hebt meegemaakt, bestaat de kans dat je me met een heimelijk genot het gedicht over mijn eerste Antwerpse adres, Nieuwstad 14, op a bitje and’re maniere hebt horen voorlezen. Het gedicht gaat over hoe het voelt als je van de parking komt. In de provincie ten oosten van Oost-Vlaanderen worden de mensen er ongemakkelijk van.
Kwoar’n bezoek da den bitje is bluuv’n plak’n
en nie giejelteganst tzelfste kloenk.
Moa kstaken nie af tegen de reste.
A bitje gelik e lampadère
danze de sleutel en gegeven.
’k Dee kik nie contrarie
en an tafel zatter an mieng kant a bitje miejer volk.
Mo ze kost’n tnie loaten van nu en ton te wiezen
ip me toenge, ip me groend.
Ze zeijn ton ipjèneki
‘vanwoziejegie’ tegen mien
en ze zeijn ‘go mo noar huus’.
Kwoaren juust under lucht an tgeweune worden
en kpeisd’n dasse mien a gèren zag’n.
Moa ’t was gin woa wi.
Zan mien aattent mor in de mot,
ze keek’n no me platse.
‘Gojjier bluuv’n da?’
‘Kpoerden nie
en ‘k voent kriesen van de miejew’n
gin goe tiejik’n.
Hoe was’t meugelijk da kik binn’n zaat’n
en tegeliek nog buut’n stoen’.
Het is onmogelijk om je roots te vergeten. Ik ben op mijn zeventiende uitgevlogen om jarenlang alleen maar af en toe lijfelijk terug te keren, en als dat gebeurde ging mijn hart open bij het zien van de torens van Brugge, onderweg naar het ouderlijk huis aan de Karel van Manderstraat, om maatje en paatje te zien. Bijgevolg was het niet gelogen toen ik na de Astrid Lindgren Memorial Award op 27 juni 2019 in ditzelfde, schitterende stadhuis in het gastenboek schreef dat ik nooit ben weg geweest. Ik ben nooit weg geweest. Vijf jaar geleden scheelde het niet veel of ik was terug. We zochten een huis en op ons lijstje deelden Brugge en Kalmthout de eerste plaats. Naar de roots of naar het bos. Naar de wortels of de kruinen. Wat het ook geworden is, het een heeft het ander nodig, en andersom.
Ik dank de Vereniging
van West-Vlaamse Schrijvers uit de grond van mijn hart. Het is een eer om deze VWS-auteursprijs
te mogen ontvangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten