vrijdag 23 februari 2024

Een moederboek als een groeiend bos

Jet Marchau bespreekt 'Bloedzang' van Caro Van Thuyne

‘Dit boek is een groeiend bos en elke boom ben jij’

Beter dan die quote kan ik ‘Bloedzang’ van Caro Van Thuyne niet samenvatten. Hoewel, mijn exemplaar staat vol potloodstrepen en ik verdwaal in al mijn notities…stof genoeg voor vele titels als inleiding.

In mijn boekenkast staan meerdere ‘moederboeken’: Peter Verhelst met ‘Voor het vergeten’, Tom Lanoye met ‘Sprakeloos’, Erwin Mortier met ‘Gestameld liedboek’, Adriaan Van Dis met ‘Ik kom terug’… En straks dus ook ‘Bloedzang’, zodra ik het van mijn leesvenster haal, als uitnodiging voor nieuwsgierige lezers.

De inhoud.
Bloedzang is een autobiografische roman.
 
Na een hersenbloeding is Caro Van Thuynes moeder gedeeltelijk verlamd en is ze haar taal verloren (afasie). Dag na dag zitten haar man, en beurt om beurt haar 4 kinderen aan haar ziekenhuisbed, hopend op enige herkenning of mogelijkheid tot communicatie.

Met Caro, de oudste dochter, volgen we bijna minuut na minuut mee hoe de ziekte evolueert en vooral, hoe Caro daarop reageert en reflecteert.

Die reflecties doorkruisen haar intense pogingen om haar moeder terug te halen, om haar eigen onmacht en verlatingsangst te kaderen. De 426 blz. lange zoektocht naar de juiste woorden om haar bedenkingen, herinneringen, emoties, frustraties in taal te brengen zijn intens, wervelend en overdonderend.

Dit boek van mij gaat over zoeken, dwalen tussen water en wind maar blijven zoeken. En in het zoeken zit het vinden.’
 
De zoektocht
Een moederboek van 426 blz., val je dan niet in herhaling?
 
Niet als je zoals Caro Van Thuyne het proces van afscheid telkens vanuit een ander perspectief bekijkt. Enkele voorbeelden:

-Haar pogingen om haar moeder terug te halen, zijn doorspekt met verwijzingen naar werk van bewonderde auteurs, die ze appreciërend ‘zuster’ of ‘tante’ noemt: mijn zuster Kate (Kate Zambreno, The Book of Mutter), haar zuster Anne (Anne Carson,Gender of Sound), haar tante Pinkola , (psychoanalytica en bewaarder van oude verhalen Clarissa Pinkola Estés)- van haar leert ze dat haar m’màtje’ in het ‘tijdperk van de nevelwezens’ is beland- , tante Annie (Annie Dillard) bij wie ze haar geloof in de natuurreligie bevestigd ziet, tante Mary (kunsthistorica Mary Beard), kunstenaar Frida Kahlo die de ‘universele’ moeder schilderde in Mijn geboorte, de gekoesterde Celia Paul met haar zeeschilderijen. De volledige lijst vind je in het dankwoord achteraan.

Met hun werk als background overdenkt ze het liefdeloze verleden van haar moeder, verwijt ze haar levenslange onderwerping als vrouw, reflecteert ze over de patriarchale maatschappij en de bevrijding die zij, Caro, als dochter bevocht en nog altijd bevecht.
 
'Natuurlijk kwam ik in opstand, ik wilde geen gevangene zijn, ik wilde kunnen stormen en vliegen! Ik was woedend dat jij zo mak en gedwee was, waarom was je zo mak en gedwee, wilde jij dan niet vliegen, iedereen wilde toch vliegen, iedereen had toch het recht om te vliegen, vechten moesten we voor dat recht voor dat recht dat ons was afgenomen, waarom vocht jij niet, ik wilde dat je me leerde vechten (…..).'
 
Dat mannelijke auteurs nagenoeg ontbreken, bevestigt de feministische toets in haar werk.

-In haar bedenkingen en haar zoektocht vindt Caro Van Thuyne houvast in sprookjes en de mythologie. Zij zijn een metafoor voor haar eigen verwoede pogingen om haar moeder terug te halen.

Een rode draad is het terugkerende sprookje van de verbannen prinses Elisa en haar elf broers die na een vloek in zwanen zijn veranderd (Andersen?). Luisterend naar de raad van Morgan le Fay spint Elisa met de blote handen garen van brandnetels, en maakt ze er hemden van. Zo breekt ze de betovering. Zoals Caro de betovering rond haar dementerende moeder wil breken met haar woorden.

De belangrijkste rode draad is het beeld van de moederoeken- een zelfgevormd woord voor een soort kraaiachtigen, zowel v/m. Wellicht is de benaming geïnspireerd door het aangehaalde, mij onbekende sprookje My friend the Motherook’. (p. 371.)
 
De kolonie roeken achter het ziekenhuis begeleidt als krachtige metafoor het ziekteproces. Volgens de mythologie kunnen ze zowel onheilsboden zijn, of begeleiden ze de deugdzamen naar de hemel. In het tweede deel, na de dood van m’màtje, getiteld De Moederoeken, begeleiden zij het rouwproces van Caro en wordt hun metafoor nog krachtiger.

-Metaforen en beelden blijven een constante in het verhaal: de spiegel waarin ze haar moeder in zichzelf ontdekt, het lakken van de rode nagels die haar moeder weer levenslust moeten geven, het zingen van m’màtjes favoriete liedjes (Wil Tura), de ‘berin’ waarin ze zichzelf in haar onmacht en woede- bijvoorbeeld tegen onbehouwen verzorgsters- soms transformeert, de bezweringformules en litanieën die ze wanhopig herhaalt…en zo meer.

-Haar toevlucht zoekt ze in de natuur waarin ze vlucht, het bos, de zee, de bossen kleurrijke bloemen uit haar tuin die ze meeneemt naar de ziekenkamer..

De natuur die haar helpt, maar niet kan redden:

Willen vluchten en niet kunnen, willen loswurmen en -wrikken maar niet kunnen; Omdat onze streng weer strak getrokken wordt, m’mà, de streng waarover we geen zeggenschap hebben.'

Confronterende, intense bladzijden die er nog maar eens op wijzen hoe zintuigelijk Caro Van Thuyne schrijft, en hoe ze ons daarmee kan inpalmen.

menigmaal zou ik liever schilder zijn dan schrijver’'

Zij schildert met woorden.

-Met die zoekende, aftastende woorden wil ze haar dementerende moeder terug halen. Ze spreekt ze aan met m’màtje, en in het West-Vlaams, de taal van de ‘vertellementen’, 'grapjes, spreuken, de taal als toveren en als schelmse liedjes om op te dansen, taal als carnaval, taal als het feestje van ongrijpbaarheid, taal die met een plagerige heupstoot de hele blokkentoren van discipline en verwachtingen te val brengt. '

De taal die haar moeder haar gegeven heeft.

Jouw taal is als een bloedzang door mijn kinderlijf gegaan en heeft daar alles aangeraakt, het zal voor altijd blijven natrillen in mijn ribbenkooi, mijn schedelkooi, mijn bekkenkooi.'

De taal gebruikt ze ook als bezwering, in sommige bijzonder intieme, ontroerende passages, bijvoorbeeld waarin ze haar moeders arm en handen streelt, haar verzorgt, haar nagels lakt, of wanneer ze haar moeder als ‘Wout Vaak’ met verhalen in slaap wiegt.

De taal als kunstwerk op zichzelf, hier een kunstwerk zonder ‘Beschränkung’, zoekend naar het juiste woord, herhalend en moeilijk om de juiste woorden te vinden:

De juiste woorden voor mezelf, de juiste woorden vor jou. En, de juiste woorden voor al wie dit zal lezen, de juiste woorden, die niet uitleggen, maar laten voelen , ik wil dat wie dit leest voelt, zichzelf zal toestaan te voelen.’

Bloedzang is een boek om ‘te voelen’, geen boek om ontspanning te zoeken, geen boek om in één ruk uit te lezen. Je moet je laten meevoeren, de taal met mondjesmaat proeven, de machteloosheid willen blijven voelen. Bloedzang is ook een zeer persoonlijk boek. Caro’s moeder is geen ‘universele’ moeder, zoals Frida Kahlo ze schilderde, ze zocht haar eigen moeder: Jij blijft mijn enig bestaande individuele moeder, m’mà, en ik jouw enig bestaande eerste dochter en ik wil nadenken over onze enig bestaande individuele verhouding tot elkaar.’

Vele keren vraagt ze zich af waarom ze dit zeer individuele boek schrijft . Het antwoord is simpel: ‘Omdat ik van je hou m’ma’.

Die persoonlijke moeder- dochter relatie is overweldigend, maar zal in vele passages voor gelijkgestemde lezers herkenbaar zijn.
Het is vooral de taal die mij overdonderde. Af en toe had ik de neiging om te skimmen vanwege té doorgedreven zoeken, tasten, beschrijven, herhalen…Hoeveel keer heb ik gedacht: stop, genoeg uitgesponnen emoties, om me dan toch weer te laten bedwelmen door de werveling en het ritme van de taal in haar sprookjes, natuurschilderijen, bezweringen…

‘Bloedzang’ komt op mijn leesvenster, als lokaas voor een goeie boekenbabbel.
 
‘Bloedzang’ staat ook op de longlist van de Libris Literatuur Prijs 2024. Op 11 maart misschien ook op de shortlist. En op nog vele andere lijstjes. Daar hoort het ook.

In boekenvriendschap,
© Jet Marchau

Deze recensie verscheen eerder ook op de FB-pagina's van Jet Marchau en 'Brugge Leest'.
Tevens werd ze als blogpost opgenomen in het e-zine De Schaal van Digther.
 
 
 
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten